Links een foto van Sarah Morton, een vrouw met krullend haar. Recht staat de tekst: je weg vinden met autisme

Je weg vinden in de wereld – gastblog door Sarah Morton

Sarah Morton is een vrouw met autisme. Ze is geboren is 1987 en schreef verschillende boeken. Haar boek Afwijkend en toch zo gewoon is onlangs opnieuw uitgebracht en wordt 2 juli 2023 gepresenteerd.

In deze blog vertel ik hoe ik mijn weg vind in de wereld (wat nog steeds in proces is!) en geef ik suggesties voor mede-autisten.

0-6 jaar

Als kleintje was mijn leven relatief onbezorgd. Het liefst ging ik vrolijk huppelend door het leven. Ik was bezig de wereld te verkennen. Ik had meer interesse in ‘beestjes’ dan in speelgoed. Mijn ouders redden het prima met mij. Op school waren er wel angstige strubbelingen. Maar omdat ik thuis mezelf kon zijn, bleef mijn basisgevoel over het algemeen goed. Met vier jaar kreeg ik een broertje. Toen ik vijf was trouwden mijn ouders. Ook deden ze vaak leuke dingen met ons, zoals naar het zwembad of naar de grote speeltuin.

6-10 jaar

Ik merkte wel dat ik anders was, maar had daar niet veel last van. Ik zag mezelf als eigenaardig, maar toch gewoon. Ik had niet het gevoel dat er iets mis met me was, alleen liep ik achter met praktische vaardigheden. Zo kon ik pas met 9 jaar fietsen.

In groep 4 trof ik een betrokken en enthousiaste juf. Ze kon ook wel scherp uit de hoek komen, maar viel kinderen nooit aan op de persoon. In die tijd sloot ik ook vriendschappen. Zoals met Amy; een gezellig en zonnig meisje. Zij hielp mij, op een speelse manier, mijn angst voor een grote jongen te overwinnen, die nogal ruw met kinderen omging. Het contact met Amy was gelijkwaardig. We zongen en deden fantasiespellen. Het waren mijn gelukkigste schooljaren.

Groep 5 moest ik overdoen, omdat ik worstelde met de schooltaken. De resultaten waren te wisselend. Ik vond het niet zo erg, kon ik nog een jaar bij mijn vertrouwde juf en in mijn vertrouwde klas blijven. Daarnaast speelde ik vaak met mijn nichtje, die twee jaar jonger was. Dan zaten we samen op de ‘tijdmachine’, een levensgrote roze beer, en reisden we naar andere werelden.

Mijn ouders gingen scheiden toen ik acht jaar was. Dat hij ergens anders ging wonen, daar kon ik nog wel mee leven. “Ik vind het niet leuk, maar ga er niet om zitten janken”, zou ik gezegd hebben. Waar ik wel onder ging lijden, was dat ik hem veel minder zag. Een weekend per twee weken bij hem. Onregelmatig bezocht hij ons.

10-12 jaar

Uiteindelijk moest ik toch naar de bovenbouw. Daar was er een heel andere cultuur dan in de middenbouw. Het draaide vooral om presteren en je aanpassen.

Ik probeerde me aan te passen aan de groepscultuur, maar klasgenoten merkten dat ik anders reageerde op situaties en geluiden. In de klas werd ik gepest. Nagedaan en uitgejouwd. Klasgenoten gingen expres herrie maken toen ze merkten dat ik daar niet tegenkom. Vanaf toen voelde ik me anders. Ik hoorde er niet bij. De stress op school uitte zich ook thuis. Daardoor kreeg ik vaak ruzie met mijn moeder.

12-15 jaar

Op mijn veertiende kon ik bij mijn vader gaan wonen. We hadden een sterke band en voelden elkaar goed aan. Overal konden we over praten.

Ik moest noodgedwongen naar het speciaal onderwijs, omdat geen andere school me aan durfde te nemen. In het begin leek ik er meer op mijn plaats. Ik werd niet meer stelselmatig gepest en genoot van de humor van klasgenoten. Al snel werd de sfeer grimmiger. Leerkrachten waren gewelddadig. Voor mijn ogen werden klasgenoten de klas uit gesleurd. Er werd tegen hen geschreeuwd en niet zelden vielen er klappen.

In het tweede schooljaar had ik een juf die praatte met leerlingen en grapjes met hen maakte. Zij was lang niet zo hardvochtig. Toch lag ook zij vaak in de clinch met sommige klasgenoten. Op school waren geen examen en tentamenmogelijkheden. Daarom wilde ik naar een andere school, maar dat zagen ze voor mij niet zitten.

Daarnaast zat ik 10 uur per week in de taxi. Naarmate de jaren vergleden, legde dat een steeds grotere druk op mij. Ik kon geen vriendschappen onderhouden, omdat ik niet zelfstandig kon reizen. Vanaf mijn eerste jaar op de school was ik bevriend met een jongen. Hij was grappig, sportief en een gangmaker. Hoewel hij de sterkste jongen van de school was, accepteerde hij mij. Met een groep leerlingen speelden we krijger en gevangene. Helaas verloor ik hem uit het oog, doordat hij naar een andere school ging.

Zelfstandig leren reizen

Pas met 17 jaar kreeg ik een coach (niet via school maar betaald uit persoonsgebonden budget), die mij stap voor stap leerde zelfstandig reizen. Zij hielp mij ook, in overleg met mij, aan een opleiding kinderopvang, omdat ik affiniteit had met kinderen.

Helaas raakte Liesbeth uit beeld, voordat ik eraan toe was om op eigen kracht verder te gaan. Het schriftelijke gedeelte van mijn opleiding ging goed. Ik haalde mooie cijfers. Vervolgens werd ik van de stage verwijderd. Er werden me zaken in de schoenen geschoven die niet eens echt gebeurd zijn. Als ‘onderbouwing’ waarom het niet verantwoord zou zijn me met zulke jonge kinderen te laten werken.

Een eigen plek

Ik heb een paar jaar begeleid gewoond, maar voelde me er niet thuis tussen mensen met een verstandelijke beperking. Ik was erg eenzaam. In de moed der wanhoop zocht ik via Internet naar gelijkgestemden. Dat lukte. Ik bouwde een vriendenkring op. Bijvoorbeeld met Henk en Tamara. Zij hadden een autonome hulpgroep Positieve Nood, waarbij ze kijken naar de mens in plaats van de ‘diagnose’. Ze weten uit eigen ervaring hoe belangrijk dat is.

Binnen het begeleid wonen waren er voortdurend conflicten, tussen cliënten en tussen begeleiders en cliënten. Met een urgentieverklaring kon ik zelfstandig gaan wonen. Zo’n verklaring krijg je niet makkelijk, dus een geluk dat ik mijn verhaal goed op papier heb kunnen zetten en het ook goed begrepen werd. Eindelijk had ik een thuis in plaats van een verblijf. Door de opgelopen trauma’s, was ik niet meer in staat om aansluiting te vinden in de maatschappij. Het was al heel wat als ik mezelf bij elkaar kon rapen.

Op mijn manier iets bijdragen aan de maatschappij

De Wajong-uitkering ervoer ik ook echt als een vangnet. Ik heb nauwelijks kleedgeld gekregen, dus nu ik een eigen inkomen had, kon ik ineens ruim ademhalen. En kon ik onderzoeken hoe ik iets kon bijdragen aan de maatschappij op een manier die bij me past. Voor mij was dat schrijven, en via lezingen mijn verhaal vertellen. Helaas verdien ik daar (nog lang) niet genoeg mee om in mijn eigen inkomen te voorzien. Wat wel een wens is.

Liever had ik gezien dat ik tenminste een deel van mijn eigen inkomen zelf kon verdienen. Als in mijn puberteit niet steeds de nadruk had gelegen op mijn beperkingen en mijn kwetsbaarheid, was ik vast verder geweest in mijn maatschappelijke ontwikkeling.

Nu ben ik er wel klaar voor om vooruit te kijken, mijn weg te vinden in de wereld.

Het is nog steeds een zoektocht hoe ik mijn eigen geld kan verdienen, op een manier die bij me past. Mijn levensverhaal is terug te vinden in Afwijkend en toch zo gewoon. Daar is het geen overzicht van levensfases, maar echt vanuit het perspectief van een kind.

Werk dat bij je past

Door verschillende oorzaken kan maar een minderheid van de autistische mensen volledig zijn/haar eigen inkomen verdienen. Wat ik wel wil meegeven is: Zoek iets dat bij je past. Of het nu betaald werk is of vrijwilligerswerk. Bij niet-passend werk loop je zeker vast. Ga uit van de waarde die je kunt bieden, waar je kwaliteiten liggen. Dan kun je ook gerichter zoeken.

Toen ik een tiener was dacht de buitenwereld dat ik niet in staat was om zelf keuzes te maken en niet zelfredzaam zou kunnen worden. Dat ik die verantwoordelijkheid niet aankon. Wat ik in werkelijkheid niet aankon is dat ik geen steun kreeg om me te ontwikkelen. Geen perspectieven. Terwijl ik juist de leeftijd had om op eigen benen te gaan staan.

Schrijf de zaken op die je echt belangrijk vindt voor een goed leven. Denk niet meteen dat het niet haalbaar is. Van mij is gezegd (door school en door Centrum Autisme) dat ik de rest van mij leven aangewezen zou zijn op een beschermde omgeving.

Ten slotte

Ga dus uit van wat je zelf belangrijk vindt, niet wat anderen zeggen dat haalbaar is.

Schrijf het eerst op voor jezelf en zoek dan mensen die je steunen. Als je in je omgeving geen steun vindt, kun je via internet op zoek gaan naar gelijkgestemden. We hebben allemaal behoefte om deel uit te maken van een groter geheel, al zijn we ook graag op onszelf. 😉 We hebben support nodig, geen sturing! Dat wil zeggen, soms hebben we wel een zetje nodig of iemand die ons bij de les houdt. Maar het moeten wel onze eigen doelen zijn, waar we voor gemotiveerd worden, niet de doelen van de begeleider of familie.

Als je niet in jezelf gelooft, wie doet het dan?

Boekpresentatie

Mijn boek zal ik 2 juli presenteren.
Tijdens de presentatie zullen acht auteurs hun werk voordragen. Het belooft een literaire en inspirerende middag te worden. Er is ook muziek en de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten. Het bijwonen van de presentatie is helemaal gratis.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Ga naar de inhoud